Bouwmeester - middeleeuwen 0000.0011

 

Literatuur

 

- Wegerif, A.H., Bouwmeesters der Middeleeuwen en hun werk. 's-Gravenhage, 1955-1962 (4 delen) [vermelding in veilingcat. Beijers, 05-1966]

- Cosse, Jean, Initiation à l'art des cathédrales. Deel in de serie 'Introductions', nr 16. La Pierre-qui-Vire (Zodiaque), 20012e druk/(1e druk: 1999). [338 blz. ISBN 2.7369.0274.2 (1e druk: 2.7369.0253.X); ISSN: 0550-3604]. Hierin o.a.: blz. 154-157 ("Les maîtres d'oevre")

- Jeannin, Emmanuelle, Chantier d'Abbayes. Moisenay (Gaud), 20042e druk(1e druk: 2002) [112 blz. ISBN 2.84080.096.9]. Hierin "Maître d'oeuvre, maître d'ouvrage; la commande": o.a. blz. 12-19 (betreft respectievelijk de bouwmeester (architect), bouwheer (opdrachtgever) en de opdracht)

- Beelen, Hans & Nicoline van der Sijs, "Architectuur, bouwkunde en bouwkunst". In: Onze Taal, (maandblad van het Genootschap Onze Taal), [ISSN 0165.7828], 09-2017 [jrg. 86, nr 9], blz. 24 (Over de oorsprong van de genoemde woorden. 'Architectuur' komt van het Latijnse 'architectura', en dat van het Griekse 'arkhitektonia': bouwmeester, architect. Dat woord is een samenstelling van 'arhi-': opper-, eerste en 'tecton': timmerman, scheepsbouwer. "Architectuur werd dus beschouwd als de techniek bij uitstek, als de moeder van alle kunsten." De term werd in het Nederlands voor het eerst gebruikt in 1539 door Coecke, hofschilder van Karel V, in zijn vertaling van Vitruvius De architectura. Als synoniemen voor 'architect' gebruikte hij overbouwmeester, timmermeester en bouwmeester. In 15e-eeuwse bouwrekeningen komen voor opperwerkmeester, werkmeester, meesterwerkman en opperregeerder. In de 17e eeuw werd als synoniem gebruikt bouwkunst. Ca 1700 ging men onderscheid maken tussen bouwkunst voor de theoretische wetenschap, en bouwkunde voor de praktische bekwaamheid.)

- Der Naumburger Meister. Bildhauer und Architekt im Europa der Kathedralen. Kurzführer, bij de gelijknamige tentoonstelling 2011 in Naumburg. Petersberg (Michael Imhof Verlag), 2011cop. [32 blz. ISBN 978.3.86568.601.5]. Hierin: blz. 7 ("Wenn Pierre de Montreuil auf seinem Grabstein als vivens doctor lathomorum (zu Lebenszeiten ein Lehrmeister der Steinmetzkunst) bezeichnet wird, dann erfährt er die gleiche Wertschätzung und die Gleichsetzung mit den Gelehrten der Pariser Universität. Wie auffallend sich diese Ehrung darstellt, zeigt der Protest des Thomas von Aquin, der selbst die Bezeichnung 'Architekt' für die Baumeister als unangemessen erachtet: 'Handwerker, die sich selbst Architekten nennen, beanspruchen einen Namen, der nur dem Philosophen gebührt'. God is de architect van het heelal, dat doorgronden alleen filosofen").

- Hurx, Merlijn, Architect en aannemer. De opkomst van de bouwmarkt in de Nederlanden 1350-1530. Nijmegen (Van Tilt), 2012 [480 blz. ISBN 9789460040795]